Hoewel algemeen wordt erkend dat kernenergie een lage CO2-uitstoot per MWh aan opgewekte elektriciteit heeft, is het een oversimplificatie om het te bestempelen als dé oplossing voor de strijd tegen klimaatverandering. De technologie gaat namelijk gepaard met een buitensporig prijskaartje. Met de beperkte middelen tot onze beschikking telt elke euro, vooral in onze dringende strijd tegen de klimaatcatastrofe.

Bovendien laat het tijdsbestek voor de bouw van nieuwe kerncentrales veel te wensen over. Neem bijvoorbeeld de lange trajecten van momenteel in aanbouw zijnde westerse kerncentrales. Neem bijvoorbeeld:

  • De Finse kerncentrale Olkiluoto 3, die in april 2023 in bedrijf werd genomen na een verbijsterende bouwperiode van achttien jaar, met een uiteindelijke kostenraming van rond de elf miljard euro.
  • In Flamanville, Frankrijk, begon de bouw van de nieuwe EPR-reactor van EDF in 2007, met als streefdatum voor operationele status in 2024. De projectkosten zijn gestegen tot meer dan twintig miljard euro, wat neerkomt op 12.120 euro per kW. Om dit in perspectief te plaatsen: een grootschalige zonne-installatie in België kost momenteel minder dan 500 euro per kW.
  • Evenzo worden de bouw van de Britse kerncentrale Hinkley Point C in Sizewell geplaagd door vertragingen, met een investeringsbesluit in 2016 en een verwachte inbedrijfstelling in 2027, waarbij de kosten al zijn voorspeld om te verdubbelen ten opzichte van de oorspronkelijke schattingen.

Hoewel kerncentrales misschien sneller opschieten in andere delen van de wereld, met name in China, Rusland of de Verenigde Arabische Emiraten – regio’s waar mensenrechten en vrije marktprincipes weinig tot geen invloed hebben – roept het aanprijzen ervan als modellen van verstandig energiebeleid ernstige ethische vragen op.

“No time to waste” luidt de aloude slogan van Greenpeace, en deze gedachte geldt met name in het klimaatbeleid. In maart 2023 heeft het IPCC een dringende waarschuwing afgegeven, waaruit blijkt dat we nog maar een decennium hebben om de klimaatcatastrofe te voorkomen. Bovendien staat kernenergie volgens hetzelfde rapport onderaan de lijst van efficiënte mitigatieopties. Zelfs als we nu massaal zouden overstappen op conventionele kernenergie, komen we te laat. Laat staan dat we zouden kunnen vertrouwen op SMR’s, waarvan de commercialisatie pas over minstens vijfenveertig jaar wordt verwacht (zie elders op deze site).

Bovendien moet men zich afvragen of het nucleaire middel niet erger is dan de kwaal zelf. Kernenergie brengt onvermijdelijk radioactief afval met zich mee. Vijftig jaar na de oprichting van de eerste kerncentrales is het probleem van de afvalverwerking nog steeds niet opgelost.

Radioactief afval wordt ingedeeld in drie categorieën: hoog, middel en laag radioactief materiaal. Plutonium 239 bvb, valt onder de categorie hoogradioactief materiaal, met een halveringstijd van 24.125 jaar. Om het enorme tijdskader te begrijpen, is het nuttig om terug te kijken naar 24.000 jaar geleden: de mensheid bevond zich toen nog in het stenen tijdperk, ver verwijderd van de uitvinding van het wiel.

In afwachting van een levensvatbare langetermijnoplossing wordt radioactief afval momenteel bovengronds opgeslagen, voornamelijk op de locaties van kerncentrales. Tussen 1946 en 1982 werd radioactief afval van westerse – ook Belgische – kerncentrales in zee gedumpt, verpakt in vaten gevuld met beton. Tegen 1995 bleek dat diverse van deze vaten lekten, waardoor water en zeeleven werden verontreinigd. Hoewel het dumpen van radioactief afval in de oceaan nu verboden is, blijft Fukushima momenteel 1,3 miljoen ton radioactief koelwater lozen.

Een andere overwogen optie was om afval de ruimte in te schieten. Dit idee werd echter verworpen na de explosie van het ruimtevaartuig Challenger tijdens de lancering op 28 januari 1986, waarbij werd gevreesd voor de catastrofale gevolgen van een raketongeluk met hoogradioactief materiaal.

De huidige internationale inspanningen richten zich op “diepe geologische berging”, waarbij het afval diep onder de grond wordt begraven totdat een definitieve oplossing wordt gevonden om het onschadelijk te maken, hetzij voor altijd of totdat het geneutraliseerd kan worden. De levensvatbaarheid van dergelijke geologische bergingen, zowel financieel als op het gebied van veiligheid, blijft echter onzeker. Momenteel voert geen enkel land diepe geologische berging van radioactief afval uit. Na decennia van onderzoek zijn verschillende voorgestelde locaties als ongeschikt bevonden (bijvoorbeeld Gorleben in Duitsland, Yucca Mountain in Nevada, Copeland in het VK). Alleen Finland heeft tot nu toe een vergunde locatie voor ondergrondse opslag van nucleair afval, gepland om vanaf 2024 ondergronds nucleair afval te storten. Het is afwachten of en hoe lang deze berging bestand zal zijn tegen corrosie, erosie en de druk van ondergrondse omstandigheden.

Ook in België is principieel gekozen voor diepe geologische berging. Sinds 1980 wordt onderzoek uitgevoerd in het ondergrondse laboratorium Hades naar de mogelijkheden om afval in diepe kleilagen te bergen. Het blijft echter onzeker of de Boomse dan wel de Ieperse kleilaag hiervoor het meest geschikt is. Wat wel vaststaat, is dat de uiteindelijke keuze enorme gevolgen zal hebben: veiligheid en kosten staan lijnrecht tegenover elkaar.

Om de kosten te dekken die gepaard gaan met de ontmanteling van de zeven Belgische kerncentrales en het millennia durende bergingsproces van radioactief afval, werd het SYNATOM-fonds opgericht. Volgens het principe van “de vervuiler betaalt” zijn het de nucleaire exploitanten (voornamelijk Electrabel) die dit fonds moeten financieren.

Een team van internationale experten uit Canada, China en Zuid-Korea onderzoekt wat het effect is van de lozing van radioactief water vanuit de Fukushima kerncentrale. Na de ramp in maart 2011 werd voor meer dan een miljoen water gecontamineerd nadat het werd gebruikt als koeling voor de vernietigde brandstofstaven. Dagelijks komt daar 1.000m² bij en omdat de lokale opslagcapaciteit dit niet meer aan kan, is uitbater TEPCO gestart met de lozing ervan. Niettegenstaande het water deels wordt gezuiverd, bevat het nog heel wat tritium. De wetenschappers willen nu onderzoeken welk effect dit op het visbestand en onrechtstreeks de volksgezondheid heeft.